Gecontroleerd omgevingslicht in verslagruimten is van cruciaal belang om te verzekeren dat radiologen scans kunnen zien en zo optimaal mogelijk eventuele problemen kunnen opmerken. Maar waarom is dat zo belangrijk? Lees verder en ontdek waarom omgevingslicht zoveel verschil maakt, en hoe u een optimale verslagruimte kunt krijgen.
Monitoren voor medische toepassingen
De rol van omgevingslicht in de diagnostische ruimte
Hoe creëert u optimale omgevingscondities voor radiologische rapportage.
Inhoudsopgave
Contrast
Wanneer u medische beelden bekijkt, is het contrast één van de belangrijkste factoren voor een nauwkeurige diagnose. Hoe groter het contrast is, des te meer onze ogen verschillende tinten kunnen zien. De meeste medische monitoren zijn er daarom voor gemaakt om een groot contrast te bieden, wat beslist de eerste en meest belangrijke manier is om het contrast te verhogen. Maar zelfs met een monitor met een groot contrast kan één detail het contrast enorm verminderen: omgevingslicht.
Omgevingslicht kan contrast op verschillende manieren verminderen. De belangrijkste problemen op een rij:
1. Diffuse reflecties: licht wordt uniform gereflecteerd op het beeldscherm, waardoor de zwarte tinten op de monitor witter lijken.
2. Gerichte weerspiegelingen en verblinding: het licht wordt direct vanaf een externe lichtbron op het beeldscherm gereflecteerd, of vanaf een object gereflecteerd, waardoor er verblinding ontstaat of een 'schim' van het weerspiegelde object op het beeldscherm verschijnt. Dat kan afleiden en vermindert het contrast op die betreffende locatie.
Deze effecten kunnen echter worden geminimaliseerd door het gebruik van anti-weerspiegelende coatings op het display en door de monitor zo te plaatsen dat het licht niet rechtstreeks op de monitor reflecteert.
De belangrijkste manier waarop omgevingslicht het contrast vermindert, is door het vermogen van de ogen aan te tasten om zich aan te passen aan een bepaalde lichtsterkte. Op één moment kan het menselijk oog een contrastverhouding van 1000 zien, maar deze verhouding is niet definitief, eerder relatief. Wanneer u bijvoorbeeld in een schemerige tunnel rijdt, zult u de meeste dingen duidelijk zien. Wanneer u plotseling naar buiten de zon ingaat, zullen de meeste objecten lichter zijn dan de lichtste objecten in de tunnel, zodat ze voor u fel wit lijken te zijn. Dat komt doordat in de schemerige tunnel de meest donkere objecten in uw perceptie 'zwart' worden en de lichte objecten – bijvoorbeeld het schemerige licht vanaf het plafond – volgens uw waarneming 'wit' worden. Alles dat lichter is dan het schemerige licht zou in uw geest automatisch worden opgevat als 'wit' – dus wordt u plotseling verblind, wanneer u naar buiten gaat, omdat het grootste gedeelte van de objecten lichter zal zijn dan wat dan ook in de tunnel.
Het tegenovergestelde daarvan is dat, wanneer uw ogen zich aan een zonnige omgeving hebben aangepast en u plotseling een schemerige tunnel binnengaat, alles dat donkerder is dan de donkere objecten in de zon plotseling zwart zal lijken. Waarschijnlijk heeft u dit al eens meegemaakt, toen u een tunnel of een donkere kamer binnenging of verliet. Dan weet u dat het enkele minuten duurt, voordat u in de nieuwe omgeving weer helder kunt zien.
Dit is relevant in de verslagruimte, omdat uw gezichtsvermogen, wanneer de monitor en het omgevingslicht zeer verschillend zijn (lichter of donkerder) constant focust tussen het omgevingslicht en de monitor, telkens als u wegkijkt van de monitor. Ondanks dat uw ogen zich aanpassen aan het beeldscherm, zullen uw ogen zich weer opnieuw aanpassen aan het nieuwe contrast, wanneer u wegkijkt naar een helder verlichte wand, een lamp of object. Dus wanneer u weer op uw beeldscherm kijkt, kunt u korte tijd niet meer optimaal waarnemen.
In het algemeen wordt aanbevolen dat het omgevingslicht overeenkomt met de helderheid van uw beeldscherm – en dat is 20 tot 40 lux, wanneer de monitor een helderheid heeft van ten minste 350 cd/m2 (of 420 cd/m2 voor mammografie), zoals volgens de richtlijnen van de Amerikaanse commissie voor radiologie. De Europese richtlijnen voor kwaliteitswaarborging bij screeningsdiagnoses bij borstkanker, raden echter 20 lux of minder aan. Een studie heeft aangetoond dat omgevingslicht lager dan 7 lux te donker is en dat meer dan 100 lux te licht is. Welke aanbeveling er dus ook wordt gevolgd: het omgevingslicht mag niet te donker of te licht zijn. Daarnaast moet een radioloog voor het beeldschermwerk zijn of haar ogen gedurende 15 minuten laten wennen om de waarneming op het optimale niveau te brengen.
Vermoeide ogen
De kwaliteit van de menselijke waarneming is ongelofelijk gevarieerd – afhankelijk van omgevingsfactoren, zoals eerder werd vermeld, maar ook van fysiologische factoren. Vermoeide ogen voelen niet alleen onprettig, ze kunnen ook tijdelijk iemands zicht verminderen. Bij radiologie is het van cruciaal belang om optimaal te kunnen kijken, dus is het belangrijk om minder vermoeide ogen te hebben – en omgevingslicht kan een grote invloed hierop hebben.
In een ruimte waar omgevingslicht zeer verschilt van dat op de monitor, zullen uw pupillen zich iedere keer aanpassen wanneer u even wegkijkt van uw monitor. Hierbij kunnen ze verwijden (als het omgevingslicht minder is) of zich samentrekken (als het omgevingslicht feller is). Deze continue verwijding en samentrekking vermoeit uw oogspieren – wat leidt tot vermoeide ogen. Daardoor kan ook de tijd toenemen die uw ogen nodig hebben of zich aan te passen aan een nieuw scenario.
Vermoeide ogen kunnen ook worden veroorzaakt door verblinding en reflecties op het beeldscherm, waardoor de ogen zich telkens weer moeten focussen, nadat u naar een lichter gebied hebt gekeken.
Licht kan op de monitor reflecteren en daardoor schimmen creëren (links) en verblinding (rechts).
Daarnaast kan een reeks ergonomische problemen vermoeide ogen veroorzaken. Lees 'Ergonomie op de werkplek' om meer te weten te komen.
Hoe u een optimale omgeving kunt creëren
De beste manier om omgevingslicht te beheersen is met gedimde lampen die achter de monitor staan. Aangezien plafondlampen – zelfs gedimde – verblinding en reflecties kunnen veroorzaken, wordt aanbevolen om de lampen achter de monitor te plaatsen.
Voor veel radiologen is deze omgeving wellicht te donker om op een comfortabele wijze dossiers te lezen en notities te maken. Daarom is een lampje ideaal dat onder of naast de monitor wordt geplaatst, om dossiers en notities op het bureau te lezen.
EIZO biedt een oplossing die aan alle bovenstaande voorwaarden voldoet. De RadiLight is een lampje dat aan de achterzijde van de RadiForce-monitoren wordt bevestigd en de wand achter de monitor bescheiden verlicht. Daardoor worden verblinding of reflecties voorkomen en wordt de ruimte met de ideale lichtsterkte verlicht. Verder heeft de RadiLoght ook een extra spot op een verstelbare arm die gemakkelijk, met één druk op de knop kan worden in- en uitgeschakeld en kan worden verplaatst om een bepaald gebied op uw bureau te verlichten. De spot is gemaakt van niet-reflecterend materiaal, om ervoor te zorgen dat het licht niet op de monitor wordt weerspiegeld. De helderheid van deze twee lampen kan ook worden afgesteld, zodat het optimale omgevingslicht wordt bereikt.
Comfort voor uw ogen
RadiLight
De RadiLight is een gebruiksvriendelijke comfortverlichting voor radiologen, die in donkere verslagruimten werken. Het zachte licht achter de monitor voorkomt een overmatige inspanning van de ogen, die normaal gesproken snel kan optreden als de ogen in een donkere omgeving met een helder monitorscherm continu wisselen tussen licht en donker. Als RadiLight direct bij de afnamecontrole als enige lichtbron voor een verslagruimte wordt gebruikt, helpt dit om ook op de lange termijn een consistente verlichtingssterkte te bereiken. De helderheid van de omgeving die hiermee wordt bereikt, kan namelijk ook bij toekomstige constantheidstests worden gereproduceerd. Daarnaast is de RadiLight voorzien van een klein leeslampje dat los kan worden ingeschakeld, bijvoorbeeld voor het patiëntendossier of het toetsenbord.
Productaanbevelingen voor medische monitoren
Oogheelkunde
Beeldweergavetoestellen voor het onderscheiden van de fijnste grijstinten